Van Rijstpelmolen naar wereldbedrijf: Howard & Co.
Wie vandaag de dag langs de kades van de Oude Maas loopt, zal de blik vooral concentreren op de overkant. Op Dordrecht. Daar zijn gevels in allerlei soorten en maten te zien, terwijl daar bovenuit de puntdaken van de achterliggende panden steken. Het niet te missen hoogtepunt is de Grote Kerk met zijn 65 meter hoge toren. Op de voorgrond wisselt het zicht voortdurend door de vele passerende schepen. Ieder uur kan men ook nog de bruggen over de Oude Maas bekijken wanneer deze voor de scheepvaart geopend worden. Kortom, er is genoeg spektakel op en aan de overkant van het water. Toch was er een tijd dat inwoners van Dordrecht net zo graag naar Zwijndrecht keken. Ook aan deze kant van de Oude Maas was namelijk voldoende te zien: van mooie buitenplaatsen met grote tuinen en koepels tot industriemolens.
In 1850 kan de wandelaar maar liefst zeven molens vanuit Dordrecht aan de Zwijndrechtse kade zien staan. Vanaf de spoorbrug gezien zijn dit De Rietvink en De Grienduil, beide houtzaagmolens, daarna pel- en trasmolen De Rosenburg, de binnendijks staande korenmolen Landzigt, oliemolen De Eendracht, korenmolen De Hoop en tot slot trasmolen De Welgelegen. Het zijn allemaal molens met een industriële functie. Binnendijks staan ook een aantal windwatermolens die gebouwd zijn om droge voeten te houden. Korenmolen De Hoop en de houtzaagmolen De Grienduil zijn waarschijnlijk al in de zestiende eeuw aanwezig. In ieder geval zijn voorlopers daarvan op kaarten en in oude bronnen te traceren. De meeste molens dateren echter uit de achttiende en negentiende eeuw. Ook de pel- en trasmolen De Rosenburg, waarvan deze twee molenstenen bewaard zijn gebleven, wordt in laatstgenoemde periode gebouwd.
De belangrijkste persoon achter de bouw van molen De Rosenburg is Lambertus van Loon (1790 – 1870). Hij komt uit een bakkers- en molenaarsfamilie. Dit beroep werd al vele generaties van vader op zoon doorgegeven. Lambertus onderscheidt zich echter van zijn voorouders door ook actief te investeren in gebouwen, voornamelijk windmolens. In deze tijd zouden we hem een vastgoedondernemer kunnen noemen. Dat hij zich concentreert op windmolens is niet onverklaarbaar, immers heeft hij als korenmolenaar veel kennis van molens. Het is dan ook zijn droom om een eigen korenmolen in Zwijndrecht te exploiteren. Echter, al sinds de zestiende eeuw heeft Zwijndrecht een korenmolen: De Hoop. Deze is direct achter het Veerplein gelegen en het gemeentebestuur ziet voorlopig geen reden om een tweede korenmolen toe te staan. Daarnaast is ook de molenaar op de andere korenmolen geen voorstander van concurrentie. De verzoeken van Lambertus worden dus voortdurend afgewezen. Hij zal dus op een andere manier zijn droom moeten proberen te verwezenlijken. Hij vraagt nu vergunningen aan voor windmolens die voor meerdere functies gebruikt kunnen worden. Zo kan hij wellicht in de toekomst een molen alsnog ombouwen tot korenmolen. De eerste molen, waarvan hij de bouw samen met Leendert Vliegenthart financiert, is dan ook een olie- en trasmolen met de naam De Eendracht. Deze wordt op 24 september 1839 in werking gesteld. Toekomstige eigenaren weten van deze molen een succesvolle olieslagerij te maken!
De honger van Lambertus van Loon is hiermee echter niet gestild. Inmiddels heeft hij zijn oog laten vallen op een stuk grond niet ver van de Westkeetshaven gelegen. Op die plek staat de buitenplaats ‘Rosenburg’, met uitgebreide tuinen en een koepel. Sinds 1834 is dit stuk grond in het bezit van Johannes de Bondt, die direct aan de overkant een zoutziederij heeft. Hij heeft er geen moeite mee om dit land te verkopen indien de gemeente goedkeuring geeft aan het verzoek voor de bouw van een koren- en trasmolen. In 1843 dient Lambertus van Loon dan ook een vergunningsaanvraag in. Het gemeentebestuur staat echter weer afwijzend tegenover de plannen. Lambertus krijgt dan ook uiteindelijk alleen een vergunning voor de bouw van een tras- en pelmolen. In oktober 1845 is deze geheel in steen opgetrokken molen gereed. Het bouwwerk wordt naar de voormalige buitenplaats Rosenburg vernoemd. Het verhaal van de molenstenen begint bij deze molen. Echter, het is nog wel noemenswaardig om te weten dat Lambertus van Loon uiteindelijk toch zijn zin krijgt; de aanhouder wint! In 1849 mag hij toch een korenmolen bouwen op een binnendijks gelegen stuk grond. Het wordt een stellingmolen met naam Landzigt. Het is de hoogste molen van Zwijndrecht.
Lambertus van Loon junior koopt in 1852 met zijn zwager Hendrik Vliegenthart molen De Rosenburg voor 8000 gulden van zijn vader. Hoewel de zaken voortvarend verlopen, is er een gebrekkige samenwerking tussen de schoonbroers. Lambertus junior besluit dan ook uiteindelijk tot de verkoop van zijn aandelen in 1860 voor 5500 gulden. Dat geeft Hendrik de mogelijkheid om het bedrijf naar eigen inzicht in te richten. Drie jaar later wordt dan ook de ‘firma Hendrik Vliegenthart’ opgericht. Al snel breken gouden tijden voor de rijstpellerij aan. Vanuit Nederlands-Indië worden de ruwe korrels naar Zwijndrecht gebracht met enorme zeeschepen. In de fabriek worden de korrels verwerkt. In de molen worden de rijstkorrels met de molenstenen van hun vel ontdaan.
Al in de jaren tachtig exporteert het bedrijf rijstkorrels door heel Europa. Het terrein rondom de molen wordt verschillende keren gemoderniseerd. Zo dient Hendrik in 1879 een aanvraag in voor het gebruik van een stoomketel. Ook verrijzen er allerlei loodsen en pakhuizen op het terrein. Deze worden vernoemd naar verschillende eilanden in Indonesië waar het grootste deel van de rijstkorrels vandaan komen. In 1898 krijgt Hendrik Vliegenthart toestemming om zijn rijstpellerij te versterken met de aanschaf van een nieuwe stoommachine. Dit betekent dat de zaken goed gaan. Voor rijstpelmolen De Rosenburg is dit echter het begin van het einde. De windmolens zijn op hun retour. Een tiental jaren later volgt een tweede tegenslag. Inmiddels zijn dan de gebroeders Van Schaardenburg eigenaren geworden. Zij veranderen de bedrijfsnaam naar ‘Howard & Co’. Onder leiding van de twee broers wordt het bedrijf uitgebreid (1911) en komen er nieuwe opslagloodsen bij. Dit ook heeft gevolgen voor molen De Rosenburg. In 1913 wordt het bouwwerk van de wieken ontdaan en tien jaar later wordt ook de romp verwijderd. Het is het einde van deze succesvolle molen. Nog jaren lang is op de plek van de voormalige molen een silo te vinden.
Als in de jaren twintig opnieuw uitbreidingen gedaan worden, doet ook de elektromotor zijn intrede. Daarmee kan het bedrijf jaren vooruit. Zij groeit uit tot één van de grootste werkverschaffers van Zwijndrecht. Niet voor niets krijgt het bedrijf in 1917 het predicaat ‘Koninklijk’. Eind jaren twintig is ook het terrein van de naastgelegen oliefabriek opgeslokt en daarmee krijgt het zijn grootste omvang. Nieuwe uitbreidingen gebeuren dan ook vooral in de hoogte. Zo bouwt men in 1971 een 37 meter hoge silo die vanaf dat moment ruim dertig jaar lang een indrukwekkend onderdeel vormt van de Zwijndrechtse skyline. In diezelfde jaren wordt, als gevolg van een samenwerking met een Duits bedrijf, de naam veranderd in Euryza. Het bedrijf blijft uiteindelijk bestaan tot 1999. Een jaar eerder is bekend geworden dat alle activiteiten verplaatst zullen worden naar Hamburg. Daarmee verliezen ruim 60 mensen hun baan. Tegelijkertijd komt een enorm terrein langs de Oude Maas vrij voor woningbouw. In 2002 is het geheel dan ook gesloopt
Tegenwoordig is er nog maar weinig wat herinnert aan het verleden van dit gebied. De appartementencomplexen hebben namen gekregen van de molens die ooit aan de kade stonden. Enkele straten verwijzen eveneens naar de geschiedenis. Wie goed naar de hoogste, nieuwe toren langs de Oude Maas kijkt, zou er nog de graansilo in kunnen zien die vijftig jaar geleden boven het omliggende gebied uittorende. Het meest tastbare bewijs vormen echter deze molenstenen, waarmee men decennialang de rijstkorrels pelde. Eerst met windkracht, later met stoommachines en uiteindelijk met elektriciteit. Zij liggen op slechts een tiental meter van de plek waar zij ooit gebruikt zijn. Zo komt het verleden tot leven in het heden en de toekomst.
Bronnen:
Berg, C.R. van, ‘Van rijstpelmolen tot Euryza’, in, Zwijndrechtse Wetenswaardigheden III. 1982-2007 (Zwijndrecht 2002), blz. 213-237.
Spierdijk-van Dalen, I, ‘Molenaars en bakkers met handelsgeest’, in, Zwijndrechtse Wetenswaardigheden I. 1982-1994 (Zwijndrecht 1994), blz. 241-253.