Het Zwijndrechts Kunstenaars Kollektief werd opgericht op 23 maart 1986. De leden echter waren al veel langer actief op kunstgebied binnen Zwijndrecht. Aanvankelijk bestond de groep uit vier personen: To Kuyper, Fred Tuynman, Corbeau en Piet van Rhoon. Doel van de groep was het onderling contact te verstevigen. Men wist van elkaar, maar kende elkaar niet echt. Soms ontmoette men elkaar tijdens exposities. In 1990 kwam Jan Saarloos erbij, in 1991 Anton Gouma. Hoewel uitbreiding altijd mogelijk was, waakte men ervoor niet zo groot te worden dat gezamenlijke exposities niet meer mogelijk waren in één zaal. Het Kollektief bleek een succesformule. In 1991 exposeerden de leden in het Duitse Norderstedt. Daar werd het werk omschreven als "eine Galerie von bizarrer ästhetik, Schönheit und Qualität".
Medio 1993 verlieten de leden Gouma en Saarloos het Kollektief. Piet van Rhoon was in 1988 overleden. Zo gleed de groep langzaam naar de achtergrond.
Corbeau
Al jong tekende en schilderde Corbeau (Jan de Kraaij, 6 december 1932) er al op los. In 1953 kwam hij naar Zwijndrecht als onderwijzer aan de Meerdervoortschool in de Balistraat. De veelzijdigheid van onderwijzer op een basisschool trok hem meer dan dat van leraar op een middelbare school. Afwisseling is voor hem uiterst belangrijk. Tekenen en biologie waren wel zijn lievelingsvakken. Zijn werk heeft een figuratief karakter met vaak een zweem van poëzie. De meest gebruikte technieken zijn schilderen en tekenen, dikwijls als gemengde techniek, met inkt en aquarelverf of dekverf (gouache) als materiaal. Meestal op papier. Aparte vermelding verdient de techniek "gewassen potlood", waarbij de tekening met een speciaal soort potlood in brede lijnen wordt gemaakt, waarna met penseel en water deze lijnen worden uitgevloeid tot verschillende gradaties grijs. De natuur is meestal zijn inspiratiebron, welke hij vastlegt in stemmige boslandschappen of in gelijkmatige microscopische structuren. Ook gevoel voor humor ontbreekt niet. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn aquarel "De Tsjechische goudvis" of zijn "Zwevende cactus" omdat er al zoveel normale cactussen op de wereld zijn. Non-figuratief werk trekt Jan niet, hoewel hij wel bewondering heeft voor mensen die na een figuratieve periode non-figuratief werk gaan maken. Dat is een bepaalde ontwikkeling, die iemand in zijn leven doormaakt. Denk aan Piet Mondriaan, die als "modern" kunstenaar toch de klassieke grondbeginselen van het rekenen beheerste.
Anton Gouma
Anton Gouma (Drachten, 1949) begon op zijn achttiende met schilderen en woont sinds 1976 in Zwijndrecht. Hij sloot zich in 1991 aan bij het Kollektief. Zijn inspiratie haalt hij voornamelijk uit de natuur. Bij voorkeur schildert hij woestijn en landschappen. Hij werkt het meest met olieverf op linnen, maar ook geometrisch abstract in aquarel. Verder maakt hij lino-snedes. De techniek "multicolor monotype" is een uitvinding van hemzelf, waarbij hij een schilderij maakt door middel van op glas aangebrachte verf. Het geeft een semi-figuratief effect.
To Kuijper
De Zwijndrechtse keramiste To Kuijper werd in 1923 in Purmerend geboren. To vond thuis haar eerste baan: in de drogisterij van haar ouders. Later vervulde ze een functie bij de PTT, eerst in Amsterdam, vervolgens te Rotterdam, waar ze ook exposities voor het bedrijf organiseerde. Tegelijkertijd volgde ze een cursus beeldhouwen. Ze was toen 23 jaar. Na haar huwelijk vestigde ze zich in Zwijndrecht, waar ze zich meer en meer toelegde op boetseren. Het handvormen en glazuren leerde ze van de Dordtse Margreet Huisman.
Haar eerste kleine oven werd door haar man Wim zelf gebouwd. Ze werkte in het schuurtje bij hun huis aan de Prinses Marijkestraat. Toen To ging exposeren, kwamen ook de vragen van bewonderaars om van haar te leren. De gemeente Zwijndrecht had een ruimte voor haar en in november 1967 vestigde zij zich aan het Veerplein 10 in het voormalige Veerhuis. Haar atelier kreeg de naam "Het Oude Veerhuys". Eind jaren zeventig kocht zij het pand van de gemeente.
In 1969 kwam To's zwager, employé bij de Holland-Amerika-lijn, met de opmerking dat men voor een cruise van 89 dagen voor het Vlaggeschip Rotterdam nog een pottenbakster zocht. Voor deze wereldreis, startende vanuit New York, werd werkelijk alles gedaan om het de vaak zeer rijke passagiers naar hun zin te maken. Aldus maakte ze twee wereldreizen, in 1970 en 1972. Tijdens haar lessen in de "sunroom" steeg het enthousiasme van de passagiers enorm. De klei werd zelfs mee naar de hut genomen en ook het personeel boetseerde er flink op los. Tijdens de cruise werd in het "lido" (corridor naar restaurant) een expositie gehouden van de cursisten, die door de kapitein werd geopend. Vlak voor de eerste cruise ontmoette ze in New York de keramist Kochin Nagami, één van de Japanse topkeramisten, waaruit een vriendschap opbloeide. In 1996 werd het Oude Veerhuis gesloopt en zette To haar atelier nog enkele jaren voort in het naastgelegen pand. Haar werk is figuratief met een eigen kenmerk. Verder maakte ze draai- en handvormen, plastieken, beeldengroepen en raku.
Piet van Rhoon
De liefde voor het penseel kwam bij Piet van Rhoon (Zwijndrecht, 1935) niet met de kinderjaren, maar op zijn 38e, toen hij ermee begon als hobby naast zijn beroep als postbesteller. Aanvankelijk schilderde hij figuratief onder invloed van Clement Bezemer. Na zijn figuratieve periode ontwikkelde hij een eigen stijl en kan zijn werk als semi-figuratief worden beschouwd: in zijn met grote ijver gemaakte creaties was nog heel vaag het onderwerp te herkennen. Voor de kunstliefhebber blijft er veel ruimte over voor de eigen fantasie, want ieder herkent er iets anders in. Juist dat had Piet graag, want hij wilde dat men zijn schilderijen niet bekeek, maar beleefde. Zijn grote inspiratiebron was de natuur. Hij vertoefde graag op de Waddeneilanden, waar zee, lucht en land veel indruk op hem maakte. In zijn werk gebruikte hij diverse technieken, waaronder olieverf, aquarel, houtskool, gemengde techniek waarbij met de spatel acrylverf op aquarel werd aangebracht.
Hij had een verfijnd gevoel voor kleur, wat hij met grote spontaniteit aanbracht op het doek, zonder echter de harmonie uit het oog te verliezen. Met deze spontaniteit gaf hij zich helemaal over aan zijn werk, waarbij hij al zijn emoties in het doek stopte. Clement vond dat deze manier van schilderen energie verslond. Begin jaren tachtig werd hij lid van Pictura. Hij exposeerde op diverse tentoonstellingen in Polen, Duitsland, België en natuurlijk ons eigen land. In Polen werd eens gezegd dat hij met zijn penseel de kleuren dirigeerde. Zijn werk, waarin de Polen door de uitbundigheid de vrijheid van de mens herkenden, maakte hier veel emoties los. Piet was een filosofisch ingestelde man met veel mensenkennis. Vaak beantwoordde hij vragen met beeldspraak, soms ook erg humoristisch. Hij had waardering voor de wijze waarop kinderen tekenen, spontaan en puur. Piet van Rhoon overleed in 1988.
Jan Saarloos
Jan Saarloos ('s Gravendeel, 1948) creëert met zijn dierachtigen een eigen fantasiewereld. Daar begon hij al vroeg mee; van "waardeloze" voorwerpen maakte hij objecten. Eind jaren zestig verkocht hij geëmailleerde sieraden via boetieks en markten. Eind jaren zeventig ontdekte hij klei als materiaal. Na jaren creatief werken voelde hij zich als autodidact toch te beperkt en wilde hij bovendien van zijn hobby een beroep maken. Hij begon in 1987 aan de opleiding Fijnkeramische technieken, in Gouda. Vanaf 1990 is hij beroepspottebakker/keramist. Bij zijn dieren zijn meer eigenschappen niet dan wel aanwezig. Bewust laat Saarloos bepaalde kenmerkende eigenschappen van dieren achterwege en reduceert hij zoveel mogelijk, om tot de essentie van het dier te komen.
Daarnaast verandert hij de proportionele verhoudingen van het dier. Zijn dieren lijken daarom in eerste instantie op kangoeroes, kikkers of vogels, maar bij nader inzien blijkt dit beeld niet te kloppen. Er is een karikatuur ontstaan, een nieuw wezen met bijna menselijke trekken. De dieren hebben een grote expressie: een grijnzende kikker die je brutaal aankijkt of een piepkuiken, dat dromerig voor zich uitstaart. De vogel- en visvormen vallen juist op door hun felle kleurstellingen. Hoewel de anatomie niet klopt zijn deze dieren nooit uit balans. De uitgewerkte details van de kopjes en de klauwtjes blijken het overwicht van de zware volumineuze massa van het lichaam en de poten met gemak te compenseren. De dierachtigen van Jan Saarloos zijn met de hand gevormd. Het draaien gebruikt hij als aanvulling op zijn handgevormde objecten. De glazuren die hij gebruikt zijn in de loop der jaren zeer verscheiden geworden, maar vormen altijd een eenheid met het object en versterken de vorm. Afhankelijk van de vorm wordt er op een lage aardewerktemperatuur of hoger op steengoedtemperatuur gebakken, in zowel elektrische als gasovens. Ook maakt hij gebruik van diverse raku-technieken en gebruikt veldovens.
Fred Tuynman
Fred Tuynman werd geboren in 1938 in Den Haag en volgde zijn opleiding beeldhouwen aan de Akademie te Rotterdam. Het merendeel van zijn werk valt in de categorie "figuratief". Het thema mens/dier inspireerde hem vaak. Hij realiseerde voor diverse bedrijven, particulieren en gemeenten in binnen- en buitenland diverse plastieke opdrachten en andere beelden in brons, keramiek, beton, hout en marmer. In Brussel verwierf hij in 1978 tijdens "Kunst in Europa" een bronzen medaille en in 1980 op dezelfde manifestatie een gouden. In 1988 maakte hij in Bulgarije een drie meter hoog beeld van marmer. Momenteel woont Fred Tuynman in Spanje. In Zwijndrecht staan van hem verschillende beelden: in de hal van het gemeentehuis (hordeloopsters), Kleine Pinguïns (brons) aan de Develsingel en Pinguïns aan de Boshuizen (beide uit 1984).
Raku
Een Koreaanse familie introduceerde in de zeventiende eeuw in Japan een nieuw Raku-procedé voor het bakken van dakpannen. Japan, hèt land van de keramiek en theeceremonie met zijn kimono-entourage, gebruikte deze bakmethode al spoedig voor het verfijnde aardewerk (kommen en potjes). Dit werd tot een ware kunst verheven. In Japan is mooi keramiek een uiterst waardevol bezit en het draagt vaak de initialen van de eigenaar. In het Westen werd de raku-techniek door Bernard Leach ingevoerd en tegenwoordig wordt deze techniek op een breed scala van keramiek toegepast. De klei wordt bij een zeer geleidelijk oplopende temperatuur tot 1000 °C zeven à acht uur gebakken. Deze eerste behandeling heet biscuitbakken. De scherf (vaktaal voor het gebakken object) wordt eerst geglazuurd.
Daarvoor zijn twee methoden: men brengt een kleurlaag aan op de ongebakken klei (de sliblaag) en bakt dit met een transparante glazuur, of men brengt een gekleurde glazuurlaag op de gebakken klei aan. Het zijn chemische stoffen, die de mooie basiskleur van aardewerk bepalen. Zo bakt de sliblaag rood door ijzeroxide, groen door koperoxide, bruin door mangaanoxide, blauw door kobalt. Bij de tweede behandeling wordt de scherf in de oven bij een temperatuur van 950-1000°C gedaan. Na een bepaalde baktijd wordt de scherf met een metalen tang uit de oven gehaald en in een gesloten vat met bladeren of houtkrullen gestopt. Wanneer het vat gesloten wordt, verbranden de bladeren of houtkrullen alle zuurstof, waardoor deze verder wordt onttrokken aan de in de glazuur aanwezige oxiden, daardoor ontstaan de lusters. De enorme temperatuurdaling veroorzaakt kleine barstjes in het aardewerk. Er ontstaat een rookontwikkeling en roetvorming. De barstjes in het aardewerk worden met roet gevuld, dat door de hitte van het steen wordt ingebrand. De zwarte barstjes in het glazuur geven nu het speciale Raku-effect. De scherf wordt gereinigd en dan pas is het eindresultaat van deze verrassende techniek te zien.
Keramisten gebruiken klei met een fijne of grove chamotte (structuur). De drie belangrijkste soorten zijn aardewerkklei (1060 °C), steengoedklei (1280 °C), en porseleinklei (1300 °C). Hoe hoger de baktemperatuur, hoe harder het keramiek.