Antonie Verhoeven (Dordrecht, 31 juli 1920) begon in 1941 voor het eerst met olieverf te werken. Hij tekende al sinds zijn schooltijd en maakte veel pentekeningen die hij voor een daalder verkocht. Van een buurmeisje kreeg hij wat verf en daarmee tekende hij een schilderij van Raaphorst na. Vervolgens schafte hij zich zelf wat verf aan, en maakte een Jan Steen na, het bekende Sinterklaasavond.
Zijn jarenlange ervaring met pentekeningen waren een goede studie en oefening gebleken. Al gauw schilderde hij stillevens en landschapjes. Met een ezeltje ging hij Dordt in en maakte zo'n twee werken per dag. De onderwerpen lagen in Dordrecht voor het opscheppen. Op zijn veertiende was hij begonnen als leerling stukadoor en al snel bleek zijn talent voor dit vak. Hij had het sierpleisterwerk in z´n vingers. Dit vak zou hij 63 jaar lang beoefenen.
Tijdens de bezetting reisde hij naar Venlo, waarmee hij voorkwam dat hij in Duitsland werd tewerkgesteld. Er bleef gelegenheid over om te schilderen en in 1943 had hij zelfs twee exposities, in Venlo en in Deurne. Bij beide exposities hield de dichter A.J.D. van Oosten een bespreking "over het werk van den veel belovende jonge kunstenaar".
In een krantenrecensie schreef recensent Jos van Schaveren: "Wat bij dezen jongen schilder het meest opvalt is zijn verrassend goed coloriet [kleurmenging, kleurschakering op een schilderij]. Het is niet ongebonden fel, het is ook niet dof geworden door teveel zoeken en tasten. Het is of Verhoeven eigenlijk meer spelend de kleur beheerscht, of hij een natuurlijke hang heeft naar het juiste. Deze ervaring doet men op zoowel bij zijn stadsgezichten en landschappen als bij zijn stillevens. En daarom ook blijf je graag kijken naar vrijwel alle schilderijen van dezen jongen kunstenaar, ze zijn goed inslaande-, geen overdonderende-, maar wel een altijd aansprekende, constante vreugde”.
Van Schaveren merkte op dat van zijn werk de stillevens het minst geslaagd zijn, hij mist het vasthouden van het leven in de composities. Uit zijn latere stillevens blijkt dat Verhoeven zich die gave steeds meer toe-eigent en daarbij de perfectie van de oudhollandse meesters weet te evenaren.
Een half jaar na zijn aankomst te Venlo verhuisde Verhoeven naar Deurne. Daar maakte hij hele mooie schilderijtjes van de Peel. In januari ´45 reisde hij terug naar huis. Na de oorlog was het materiaal soms nog zo schaars dat Anton doeken aan twee kanten gebruikte wanneer hij niet tevreden over een schilderstuk was. Een kunstzinnige vriend uit De Genestetstraat, A.J. Stiegelis Jr., begon in 1946 een kunstwinkeltje annex expositiezaal in de Wijnstraat 124, "de Lantaern". Verhoeven hielp hem bij het opknappen. De opening van de zaak werd verbonden aan een expositie van werken van Verhoeven.
In 1948 exposeerde Verhoeven andermaal in De Lantaern. De criticus Anthony Bosman stelt dan dat in vergelijking met het voorgaande jaar aanmerkelijke vooruitgang merkbaar is: technisch zowel als ten aanzien van de benadering van het gegeven. "Men merkt het duidelijk: Verhoeven staat vrijer tegenover wat hij schilderen gaat en dit veroorlooft hem iets meer te geven dan het eigenlijke onderwerp." "De specifiek Dordtse, van vocht doortrokken atmosfeer blijkt nog slechts weinig van zijn invloed ingeboet te hebben bij die schilders, welke voortbouwen op de Haagse school. Juist dit "iets meer" bij Verhoeven is opvallend en hierop doelde ik met de invloed van de Dordtse atmosfeer, die het werk van veel impressionistische Dordtse schilders een eigen accent geeft. Men zou zelfs van een Dordtse stijl kunnen spreken, waarvan wellicht met enige goede wil de oorsprong reeds te vinden is bij de zeventiende-eeuwse schilders Jan van Goyen en Aelbert Cuyp.
Deze kunstenaars hadden oog voor het atmosferische, van water en lucht, voor de stemming, die ons nu nog bij de rivieren treft. Met het negentiende-eeuwse impressionisme, dat in onze stad ook tot bloei kwam, zij het later dan elders, wordt het uitbeelden van deze sfeer en stemming het doel van de schilderkunst. Vele namen zijn te noemen, maar die van Reus en Lary mogen voldoende zijn en van de nog levenden: Noltee, Mühlhaus en Wijnhoven. Zij allen bezitten het gevoel voor het grijs in verschillende schakeringen, dat landschap en rivier omsluiert. Nu laat een jonge schilder Antonie Verhoeven zijn werk zien en weer vinden we er dezelfde elementen, die voor een deel van de Dordtse schilderkunst kenmerkend zijn. Onberoerd voor wat er in de wereld om hem heen gebeurt, afzijdig van alle nieuwe uitdrukkingsvormen zet deze schilder een traditie voort."
“De Lantaern" liep een paar jaar heel goed, totdat Stiegelis jong overleed aan een hersenbloeding.
Aanvankelijk schilderde Anton Verhoeven thuis. In 1956 trouwde hij en ging hij in Zwijndrecht wonen. Bij een kennis van zijn vrouw vond hij een nieuw atelier. Toen dat huis werd verkocht keerde hij terug naar zijn ouders om te schilderen. Toen deze naar een bejaardenhuis gingen, verkaste Verhoeven naar het Raadhuisplein in Zwijndrecht. Dat was in de jaren zeventig. Vervolgens had hij zijn atelier aan de Burg. de Bruïnelaan 33, bij Gerrit de Leeuwerk. Het was daar dat hij naar zijn zeggen zijn mooiste stillevens maakte vanwege de prachtige lichtinval. Toen Gerrit overleed in 1985 kon Verhoeven nog een tijdje doorwerken, maar na verkoop van het huis richtte hij thuis een kamertje in.
Omstreeks 1972 begon Verhoeven zijn aandacht van Dordrecht op Zwijndrecht te richten, toen de afbraak van de dijkwoningen begon als gevolg van de dijkverhoging. Dit resulteerde een aantal jaren later in een prachtige serie tijdsdocumenten die een verloren schoonheid weergeven die op foto's nauwelijks is te vinden. Het zien van die tekeningen, vaak in houtskool, doet het besef dagen wat Zwijndrecht, van oorsprong een dijkdorp, heeft verloren.
Menigeen zal hem hebben gezien wanneer hij, zittend onder een grote paraplu of met zijn fiets als "werktafel", bezig was aan een schets. Vaak hetzelfde onderwerp, maar steeds weer anders. "Want het Veerplein blijft wel hetzelfde, maar er liggen steeds weer andere schepen, er lopen steeds weer andere mensen. Het uitzicht op de kerk in Dordrecht blijft hetzelfde, maar er tussen is er steeds een boeiende en veranderende beweging." Oog voor detail had hij zeker, en wanneer iets eenmaal op papier stond zagen mensen opeens hoe mooi dat oude huisje, dat rommelige plekje of die oude straat eigenlijk was.
In 1988 reisden hij en zijn vrouw voor het eerste naar Engeland, naar Thorpe in de Midlands, vlakbij Ashbourne, Derbyshire. Daar keerde hij elk jaar terug en schilderde er veel. In 1990 gingen ze voor het eerst met de bus naar Zuid Engeland, Cornwall. Het gebeurde wel dat hij zijn logies betaalde met een schilderij. Naast landschappen vormen vooral stillevens zijn specialiteit, geschilderd met brede toets in naturalistisch-impressionistische stijl.
Zijn stillevens zien er zeer realistisch uit en vallen derhalve in de categorie "Realisme", een kunststroming uit de negentiende eeuw die een reactie was op de Romantiek. Zijn werken lijken op de oude meesters uit de Gouden Eeuw. Verhoeven is een autodidact, al keek hij wel naar technieken van oude meesters. Voor zijn stillevens maakte hij gebruik van authentieke voorwerpen: glazen, kruiken, schalen. Het materiaal dat hij gebruikte moest aan de hoogste eisen voldoen: de beste verf, liefst volgens oud procedé gemaakt. Ook zijn kwasten van marterhaar waren soms al tientallen jaren oud. Hij was daar erg zuinig op.
Al met al was Verhoeven voor Zwijndrecht een schilder van belang, ook vanwege het vastleggen van historische plekken. Zijn stillevens hebben een kunstzinnige waarde die bestand is tegen de tijd. Anton Verhoeven overleed op 22 februari 2006.