Uit onbekende bron, hoogstwaarschijnlijk uit filologische: de naam bestaat uit de delen 'Zwijn' en 'drecht'.
Het tweede deel drecht, dat bij tal van plaatsnamen wordt aangetroffen als: Ossendrecht, Woensdrecht, Duivendrecht, Mijdrecht, Barendrecht, Wieldrecht, Sliedrecht, Papendrecht, en alleen afzonderlijk voorkomt als naam van een watertje de Drecht (gemeente Loosdrecht), is van West-Nederfrankische herkomst. Het is een afleiding van drijven, waarvan ook drift, dreef en drevel afkomstig zijn. De ch in drecht is ontstaan uit f (v) voor de letter t, en bewijst de West- Nederfrankische oorsprong. Drecht betekent stroming, stroom, drift der rivier, en moet niet verward worden met trecht of tricht, dat op het Latijnse trajectum teruggaat, en plaats van overtocht betekent. Men vindt het in Utrecht, Ultra (tra)jectum, Maastricht, (Trajectum ad Mosam, Tricht aan de Linge.)
Dr. Beekman meent, ten onrechte, dat Drecht door verzachting van de beginletter ontstaan is uit Trecht, van het Latijnsche Trajectus. Het betekent dus overtocht, overvaart of veer en waadbare plaats. Zulke lapsi (afvalligheid, fouten) zouden wij in zo'n mooi werk als van Dr. Beekman niet zoeken. Plaatsen eindigend op trecht of tricht zijn van Romeinse oorsprong, die eindigen op drecht zijn van West-Nederfrankische oorsprong.
Het eerste lid Svin, Zwin, Suin, thans Zwijn is lastiger te determineren. Dat het ons woord Zwijn, varken zou zijn, is niet aannemelijk. Een Zwijnenstroom, een zwijn en drift, 't is eigenlijk te dwaas, om er over te spreken. Het rare idee stamt nog uit de tijd, toen men meende dat drecht en tricht gelijk waren in betekenis, n.l. overtocht. Ongelukkig vindt men dat eerste lid niet anders dan in de drie bovengenoemde vormen, terwijl de volksmond meehelpt, door de uitspraak Zwin, als 't ware, om er aan te herinneren, dat het woord niet Zwijn kan zijn. Het woord Zwijn, varken, wordt nooit verkort tot zwin; de oude lange i (i) wordt in het hgd [hoogduits] ei, in het Nederlandsch ij (gediftongeerd). Maar er is nog een Westvlaams en dus ook nog een West-Nederfrankisch woord Swin, dat geul of kreek in buitendijkse gronden betekent. Het komt ook voor in de vorm Zwene en in de naam Zwin bij Sluis. Ook in de Friesche delen van ons land wordt het woord zwin meermalen aangetroffen (zie Beekman, blz. 1861).
Maerlant zegt:
Tusschen d´ Wezere en ten Zwene,
Dat tien ziden hiet sincfal.
Melis Stoke schrijft:
Sonder de Dam (Damme) metten Zwen
Dit Swene of Swin luidt ook wel zwijn (spr. uit Zwien) ´ t Zwijn van der Sluijs. Het is wel zeker dit zwin of Zwene, dat in de naam Zwindrecht schuilt. Er zijn zelfs twee plaatsen, die ook zo heten, de Hollandse, en een in België over Antwerpen in Oost-Vlaanderen. Ook daar is van Zwijnen overtocht geen sprake.
Wij geven na het bovenstaande de volgende naamsafleiding, natuurlijk salve meliore:
Zwijn, zwin, suin, svin, zwene is kreek of geul.
Drecht, dreht, driht, stroom, drift, dreef.
Zwijndrecht is dreef bij of aan een kreek of geul.
Verder kan men met de etymologie niet komen; althans met de ernstige.