Herberg “Uitspanning”
In 1820, ten tijde van burgemeester F.R.E. Nibbelink, telde Zwijndrecht 659 inwoners. Een raadhuis bezat het dorp niet en derhalve werd vergaderd in de herberg "Uitspanning" op het Marktplein, het huidige Veerplein. De huurprijs bedroeg vijftig gulden per jaar. Afkondigingen betreffende burgerlijke stand, verhuringen of verkopingen werden aangekondigd met klokgeklep en deze werden dan voor het "gemeentehuis" ofwel herberg gedaan. Het was een gewoonte en traditie dat jong en oud zich daar verzamelde. Het klok luiden gebeurde als vanouds ook bij brand, hoge watervloed, gevaar voor dijkbreuk, bij sterfgevallen en begrafenissen en bij het aflezen van gemeentebelangen. Het klok luiden is in Zwijndrecht als regel afgeschaft tijdens het heersen van de cholera en omdat de vrouw van burgemeester Stoop dit luiden te aandoenlijk vond en haar man verzocht dit ernstige, weemoedige niet meer te doen plaats hebben.
Herberg “De Steenen Kamer”
In 1855 worden de gemeenten Meerdervoort en Zwijndrecht samengevoegd tot één gemeente Zwijndrecht. Het inwoneraantal bedraagt dan 2585. Uit stukken blijkt dat het bestuur van Meerdervoort in ieder geval na 1848 nog bijeenkwam in Herberg De Steenen Kamer, nabij Meerdervoort.
Veerplein
In 1858 besluit burgemeester Stoop een andere woning te betrekken en dat wordt Marktplein B 1, later Veerplein 20. (In dit pand woonde van 1907 tot 1925 notaris Reijnvaan.) De gemeente huurt in dit huis een ruimte ten behoeve van de secretarie. Per 1 januari 1860 werd een plaatselijke belasting op het gedistilleerd ingevoerd. De uitkomsten van deze belasting waren zo gunstig voor de gemeentekas, dat een jaar later besloten werd een eigen raadhuis te bouwen, tegenover de herberg ”Uitspanning”. Dit werd op 1 mei 1862 in gebruik genomen (Veerplein 3).
Cornelis Valk verkocht hiertoe een jaar eerder twee panden op het Marktplein, welke door meester-timmerman Boudewijn de Bondt werden gesloopt. Zo realiseerde deze laatstgenoemde het nieuwe gemeentehuis, naar een ontwerp van de Rotterdamse architect Verwaijen. Dit alles voor een bedrag van Hfl. 9190,--. Uit zuinigheidsoverwegingen werd in het gebouw ook een bewaarschool gevestigd. De bewaarschoolhoudster en haar gezin woonden ook in het pand. Dit duurde tot 1880, toen besloot de raad - als eerste in Nederland - tot het toevoegen van een klas voor voorbereidend lager onderwijs als school No. 2 en zo verdween de bewaarschool uit het gemeentehuis. Er was landelijke belangstelling voor dit proefproject, dat begon met 50, maar al snel uitgroeide naar 112 leerlingen.
Ambtswoning Veerplein
In hetzelfde jaar wordt het pand verbouwd en vier jaar later volgt een telefoonaansluiting. In 1894 komt burgemeester de Bruïne naast het gemeentehuis te wonen. Het slop tussen het raadhuis en de burgemeesterswoning wordt op zijn verzoek bebouwd, waardoor beneden een privaat wordt gerealiseerd voor de conciërge, en boven een doorgang wordt verkregen tussen beide panden ten dienste van de burgemeester. In 1911 verkoopt de heer L. Pieterman zijn naastgelegen stal aan de gemeente, waardoor het raadhuis uitgebreid kan worden. In 1917 wordt het pand aangesloten op het elektriciteitsnet. In 1917 is de indeling van het gemeentehuis als volgt:
- beneden: distributielokaal, kantoortje, twee gevangenissen en een washok
- woning conciërge: achterkamer, keuken, voorkamer, vestibule, commissiekamer.
- hoofdverdieping: bovenvestibule, boventrap, wc, ontvanger, archief, corridor, secretarie, privé,ontvanger, secretaris, politie, wachtkamer, burgemeester.
- 2e verdieping: bodekamer, raadzaal, kleine commissiekamer, klok, nieuwe raadzaal.
Aangaande de klok is op te merken dat deze bij besluit van 25 augustus 1863 wordt opgewonden en geregeld door horlogemaker C. Tempelaar, voor 5 cent per week of Hfl. 2,60 per jaar. In 1926 wordt besloten deze klok te laten verwijderen omdat deze onregelmatig slaat en telkens kapot is, en ook omdat de klok eigenlijk geen zin meer heeft nu er op de oprit van de Langeweg een elektrische klok is aangebracht.
Verandering
Op 1 januari 1926 telde Zwijndrecht 11.236 inwoners. Het raadhuis, waar inmiddels ook centrale verwarming was aangebracht, was mede door deze groei weer toe aan een verbouwing. In mei 1930 vindt er in de raadsvergadering een heftige discussie plaats over het voorstel van B&W om de panden aan het Veerplein (zuidzijde) te verkopen voor Hfl. 80.0000,- ten behoeve van de bouw van een winkelgalerij èn de bouw van een nieuw raadhuis. Een maand eerder was Veerplein 1 geruild met dhr. C.P. Schepers voor pand Veerplein 18 en bijbetaling door de gemeente van Hfl.2000,-. Het was mede de bedoeling van het gemeentebestuur het Veerplein door het realiseren van een winkelgalerij (ontwerp van de Rotterdamse architect D. Dürrer) op te waarderen.
Tegenstanders van de bouw van een nieuw raadhuis waren van mening dat het Veerplein het centrum moest blijven en dat er niet een nieuw centrum moest komen richting Burg. de Bruïnelaan, waar inmiddels een station was gekomen en vlakbij de Veiling. Uiteindelijk werd besloten de panden aan het Veerplein te verkopen, een nieuw raadhuis te bouwen en tevens een nieuwe ambtswoning voor de burgemeester te kopen, daar deze immers ook zou verdwijnen. Hiertoe werd Villa Bertha op de hoek Rotterdamseweg/Burg. de Bruïnelaan gekocht.
Vooruitlopend op het gereedkomen van het nieuwe onderkomen werd Villa Catharina aan de Rotterdamseweg 84 gehuurd, tegenover Villa Bertha, om te fungeren als tijdelijk raadhuis en postkantoor. Raadsvergaderingen werden voorlopig gehouden in een zaal van Hotel Het Witte Paard aan het Veerplein. Zo verdwenen de monumentale panden en daarmee de centrale functie en het pittoreske aanzien van het Veerplein.